Voor het verbranden van brandstof heb je brandstof, hitte en lucht nodig. Een turbo zorgt voor meer luchttoevoer zodat er meer diesel verbrand kan worden, waardoor er meer vermogen uit het blok kan worden gehaald. De turbo wordt aangedreven door de snelstromende uitlaatgassen die uit de motor komen en in de uitlaatgassenturbine worden gejaagd waardoor het schoepenwiel enorme toertallen krijgt. De turbineas drijft een tweede schoepenwiel aan die de turbine voor de inlaatlucht aandrijft, dit is de verbrandingslucht die de motor in gaat. Het schoepenwiel kan zomaar 90.00 à 100.000 omwenteling maken, dit staat in schil contrast met het toerental van de motor. De snelstromende inlaatlucht zorgt voor veel wrijving in het turbinehuis. De inlaatlucht wordt heet en zet uit waardoor er minder liters lucht richting de motor gaan. Door de lucht te koelen krimpt deze weer en kan er meer lucht de motor in waardoor het vermogen toeneemt. Om de lucht te kunnen koelen kan een motor zijn uitgerust met een inlaatluchtkoeler. Bij voldoende toeren van de turbo wordt de inlaatlucht in hoog tempo verplaatst en de moleculen worden in elkaar geperst en het gewicht neemt toe, tegelijkertijd zorgt de hoge luchtsnelheid voor een onderdruk ter plaatse en aanzuig van veel verse lucht is het gevolg. De gecomprimeerde inlaatlucht wordt op deze manier richting de inlaatkleppen van de motor gestuwd en meer kilo’s lucht betekent een juiste brandstof-luchtverhouding en dat er meer brandstof kan worden verbrand. Het gas kan meer op met een schone verbranding en meer vermogen als gevolg. De turbo zelf heeft geen onderhoud nodig maar het is wel van belang dat de motor regelmatig goed wordt belast, een scheepsmotor die niet goed wordt belast zal vervuilen en de turbo kan hierdoor stuk gaan.